Over de aarde !
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Een honden leven. deel 1

Hoi ik ben Shelsy en woon in de hondenstraat 16 in Tielt. Mijn baasje is Sofie en ze is heel lief voor mij. Ik word heel hard verwend en dat vind ik leuk. Ook voel ik me helemaal thuis daar bij Sofie. Ik heb daar 3 vriendjes de poezen van Sofie en en natuurlijk de hond van onze buren. Zo verveel ik me nooit met al die vrienden. Af en toe komt er een vriendin van uit de buurt spelen bij Sofie, die heet Chadia zij is heel tof. Ze speelt altijd met mij en het is alsof zij en Sofie mij verstaan. Ze weten altijd wat ik wil gek hé, we gaan veel gaan wandelen want dat is super tof!
Maar Sofie vind het jammer dat ik niet kan praten maar daar kan zij niet aan doen natuurlijk. Als ik kon praten kon iedereen mij goed verstaan. En ik maar denken?
Oké, hij gaf toe, praten kon hij niet, maar denken al te best. Wat was het instinct dan ? dat hij bij het horen van “poot” een pootje optilde? nee, natuurlijk niet. Maar dat kon Shelsy tegen niemand zeggen…. s’Avonds kwam de baas thuis. En zoals verwacht was kreeg Shelsy een standje, maar het viel hem nog mee. Het baasje zei alleen dat het hem tegen viel van Shelsy en bromde nog wat. maar Shelsy merkte meteen dat hij wel iets anders aan zij hoofd had. En inderdaad, tijdens het eten vertelde de baas tegen het vrouwtje dat er een logé zou komen. Haar ouders hadden een ongeluk gehad en lagen in het ziekenhuis, kennis van de baas…… Het meisje kwam dezelfde dag nog, net na het eten. Shelsy had net zijn bak leeg toen het meisje de keuken in kwam. Ze was verrukt toen ze Shelsy zag en bleef bij hem tot ze naar bed moest. Shelsy schatte haar 11 jaar en de volgende dag vertelde ze. Hem dat ze inderdaad 11 was. Ook zei ze dat ze nog vier dagen bleef en daarna naar een tante zou gaan. Shelsy nam zich voor deze dagen extra te genieten, want dit meisje was anders dan de mensen die hij gewend was. Zij begreep Shelsy en praatte veel met hem. Blijkbaar wist ze dat hij kon denken. Zij wist meer van honden dan zijn baas en vrouwtje bij elkaar. Hij voelde dat zij hem begreep. Zij wist dat hij geen stoere hond was alleen maar om te zien maar een hond die ook bang,verdrietig,eenzaam,blij,tevreden,boos,lief,stout en ongelukkig kon zijn, net als mensen. Het meisje leerde hem een rijmpje en hij onthoude het. Zelf verzonnen, zei het meisje en dat geloofde Shelsy, want wie anders kon zoiets verzinnen? Het ging zo: Ik weet, jij kon niets zeggen, maar mij hoef je niets uit te leggen. Tot de man en zijn vrouw thuis kwamen bleef het meisje bij Shelsy. Bang ging hij zitten en trots keek zijn vrouwtje naar de man. Shelsy, af! Alsof hij zo’n hondje zou aanvallen ….. De man passeerde en daar gingen ze weer ….. thuis en in de mand belegen begreep Shelsy alles opeens. Het vrouwtje wilde met hem pronken en hem behandelen als een woeste hond die goed luisterde. Dat een hond ook gevoel had, was bij de mensen een ondenkbaar iets. Zijn naam alleen al: Shelsy. Echt een naam voor een grote hond. Voor een stoere hond. Een woeste hond. Niets voor hem. Waarom Heeten ze mij Shelsy en niet Hector of zo hij wist het niet. Jammer dat mijn baasje mij niet verstaat maar wel het meisje. Waarom vraag ik niet gewoon aan het meisje dat zei tegen mijn baasje zegt dat ik kan denken. Maar dat gaat niet gebeuren want het duurt waarschijnlijk nog even voor ze terug keert.


EINDE (maar er komt een deel 2)

Een honden leven.deel 2

 
Hoi hier ben ik weer. Moet je iets weten morgen komt mijn beste vriendin van Sofie yes! Dus dat is nog één nachtje slapen.Sofie zal ook blij zijn dat ze hier is.Ja zeker weten maar ik zal weer heel braaf moeten zijn anders komt ze nooit meer jammer. Maar ik zal braaf zijn want ik ben altijd braaf als er bezoek komt dat zegt mijn baasje Sofie toch. Want als het bezoek weg is dan mag ik een snoepje mmmmmmmmmmmmm tenminste als ik braaf ben geweest. Daarna spelen we nog even in de tuin tot Sofie moet gaan slapen. Want van haar vader mag ik niet mee naar bed maar van haar moeder wel. Maar ik blijf liever beneden lekker knus bij de verwarming. Ik moet wel oppassen dat ik niet te dicht bij de verwarming lig want anders heb ik pijn en moet ik naar de dierenarts. Dat wil ik helemaal niet. Het is al genoeg dat ik naar de dierenarts moet voor 3 spuitjes, dat is om niet ziek te worden. Oh nee daar is mijn baasje (de papa van Sofie) die heeft mij altijd een por en dat is niet tof want ik weet niet eens waarom sorry ik moet jullie laten want mijn baasje roept mij. Shelsy kom hier zegt hij wat heb je nu weer uit gestoken. Ik hoor net van mijn vrouw dat je iets heb stuk gebeten. Ik denk in mezelf dat was ik niet dat was de hond van onze buren. Waarom steken ze het altijd op mij? Ze moeten ook de hond van onze buren straffen hoor sorry maar van mijn baasje moet ik gaan slapen slaapwel. Hoi hier ben ik weer wat heb ik lekker geslapen zeg ik mocht voor ene keer bij Sofie slapen. Het was daar echt lekker warm maar, nu ga ik eten smakelijk iedereen. De bel gaat waf waf waf waf Shelsy nee het is maar mijn vriendin Chadia joepie denk ik in mezelf nog wat meer pret. Want Sofie die moet de hele tijd studeren van haar mama en papa en dat vind ze zelf niet leuk. Maar stiekem als haar mama en papa weg zijn dan gaat ze buiten spelen, met haar vriendin en ik ook natuurlijk. Dat is veel toffer dan alleen met haar vriendin het is nu ongeveer middag. We gaan iets gaan eten in een restaurant omdat papa niet thuis is en mama kan niet koken. Dus gaan we naar een restaurant maar ik mag niet mee en chadia blijft ook bij mij omdat ze boterhammen mee heeft en zo kan ik rustig met haar babbelen. Om 12 uur vertrekken Sofie en haar mama naar een restaurant. het heet: de gouden pluim. Een tijd later kom ze terug thuis. Dan gaan we wandelen in het bos. Het wordt al laat als we thuis komen.Als we thuis gekomen zijn moeten we direct allemaal slapen. Chadia blijft ook bij ons slapen.Maar Sofie en Chadia slapen niet direct ze babbelen nog wat na over wat ze vandaag gedaan hebben. Salu tot deel 3

einde(deel 3 volgt nog)

 

een honden leven(deel 3)


een week uit het dagboek van Shesly.
Maandag. Mijn bewakers blijven me vervelen met rare, grote speelgoed dingetjes, de plaaggeesten! Zelf dineren ze uitgebreid met vers vlees, terwijl ik gedwongen word van die droge brokjes te eten. Het enige dat me op de been houdt, is de hoop op ontsnapping. Het dagelijks beschadigen van het meubilair geeft de nodige voldoening. Ik denk dat ik morgen maar eens een plant te grazen neem.

Dinsdag. Vanmorgen was het me bijna gelukt mijn bewakers te laten verongelukken door langs hun benen te strijken terwijl ze wegliepen. Moet dit ook eens proberen als ze de trap aflopen. Vanmiddag opnieuw een poging gedaan duidelijk te maken hoe ik mijn bewakers minacht. Ik heb weer op hun antieke stoel gekotst. Ik moet dit beslist nog eens doen, maar dan in hun bed. Plant vernield!

Woensdag. Vandaag maar eens een muis gevangen en het onthoofde lijk op de mat gelegd. Dit was de zoveelste poging voor ze te doen misleiden.
De boodschap kwam echter niet over. In plaats van walging toonden ze alleen maar begrip en zeiden dat dat nu eenmaal de natuur was.

Donderdag. Ik ben er nu achter hoe sadistisch mijn bewakers eigenlijk zijn. Zonder aanleiding werd ik veroordeeld tot een wasbeurt. Dit keer gebruikten ze een stinkend, schuimend, in de ogen prikkend goedje dat ze shampoo noemden. Degene die zulk spul heeft uitgevonden, moet wel een erg zieke geest zijn. Gelukkig heb ik nog een krab uitgedeeld en verder mijn behoefte naast de struiken gedeponeerd.

Vrijdag. Vandaag hadden de bewakers een bijeenkomst met soortgenoten. Er werd veel gedronken en gelachen en ik werd in een ander kot opgesloten. Ik begreep dat het iets te maken had met een allergie waar iemand last van had. Daar moet ik meer over te weten zien te komen om dit "allergiewapen " uit te buiten.

Zaterdag. Ik ben ervan overtuigd dat de andere gevangenen sukkels zijn en ook nog eens heulen met de vijand. De hond van onze buren wordt vaak losgelaten, maar lijkt altijd weer graag terug te komen, de idioot! Hij is absoluut gestoord. Er is ook nog een vogel. Hij moet een verklikker zijn. Hij praat vaak met de bewakers. Ik weet zeker dat hij mijn hele doen doorbrieft. Hij zit daarvoor in een speciale veiligheidskooi van staal, die hem beschermt, maar eens komt de tijd en dan ...... Eigenlijk kan ik niet zo lang wachten.

Zondag. Vandaag zijn de bewakers de hele dag thuis. Ik moet deze dag maar eens besteden om een goed doortimmerd plan voor de volgende week te maken.

einde,tot in deel 4

een honden leven(deel 4)

 
(een vervelende eigenschap) ik moet mij naar mijn werk spoeden; ik zet gauw de honden nog even in de auto, Schelsy wringt en wringt en woeps!!!... weg is hij… met lange benen zie ik hem het plein over crossen op zoek naar een van de vele, vele katten, die de buurt hier onderdak verschaft.
De schrik slaat mij om het hart.. ik denk aan de auto’s, die hem aan kunnen rijden, de ongelukken, die hij kan veroorzaken, de katten, die hij kan vermoorden, maar vooral ook aan mijn werk waar ik over tien minuten moet zijn om de deur te openen voor de vele vaders en moeders, die in alle vroegte weer hun kinderen komen afleveren, omdat ook zij zich weer moeten haasten naar hun werk. Ik denk aan de boze blikken en woorden van mijn werkgever, die niet blij zal zijn als ik niet om klokslag acht uur voor de deur sta. Ik denk aan wie ik van mijn collega’s kan bellen in dit noodgeval, maar kan niemand bedenken.
Alles cirkelt razendsnel door mijn hoofd. Gelukkig heb ik wat ervaring met Schelsy zijn uitbreeksels en weet ik ook dat hij tamelijk snel weer terugkomt. Hier in de stad gaat hij niet zo ver. Buiten in het open veld of in het bos plakte hij er in het verleden graag zo vijf of zes uur aan vast. Maar helaas voor hem en gelukkig voor ons zijn die tijden reeds jaren alweer voorbij, Schelsy is altijd vast!

Ik heb nog twee minuten om mijn plan te bedenken… Ga ik weg, dan laat ik mijn hond in de steek… blijf ik hier op Schelsy wachten, die waarschijnlijk wel binnen tien minuten terug is, maar helemaal zeker weten doe je het niet, dan haal ik de woede van de ouders, ik ben leider in de kinderopvang en mijn werkgever op de hals. Het is moeilijk. Mijn ogen checken even de buurt af. Het is vakantie, veel buren zijn, na werkzame maanden in de kindervakantie massaal uitgevlogen, weggereden naar verre oorden of naar de camping, wie niet hoeft te werken is nog niet wakker en wie wel moet werken is al weg! Het ziet er tamelijk hopeloos voor me uit. Snel ren ik nog even het plein over om te kijken of ie al komt. Langs de waterkant zie ik een witte Schelsy lopen. Ik roep hem, hij kijkt om en denkt: zo zo… ja ja... en??? Vervolgens duikt hij rechts een steegje in.
Uiteindelijk besluit ik weg te gaan. Met een hart vol schuldgevoel rij ik de straat uit en prevel mijn gebedjes. Als er al een beschermengel wakker is, wil die dan alsjeblieft, alsjeblieft op Shelsy letten?
Op de hoek van de straat kijk ik nog even rond of ik een witte schim zie. Niets, alles is doodstil.
Ik rij naar mijn werk en tegen alle, ons door de overheid opgelegde regels in, ga ik zitten bellen in de auto. Ik bel mijn moeder, zij is degene die me moet redden, of eigenlijk die Shelsy maar moet redden.
Mijn moeder is 83, dat is een behoorlijke leeftijd, maar ze weet dat als ik haar vraag om naar mijn huis te komen en te wachten tot Shesly er is, ik dat niet zomaar vraag. Mijn moeder herkent de spoed en de nood, stapt gelijk haar bed uit en na een kattenwasje snelt ze zich in de auto richting Tielt. Wat een zegen dat ze auto rijdt en nog goed ook, anders had ik daar ook nog zo mijn zorgen over.

Gelukkig kan ik op tijd de deur openmaken voor ouders en kinderen. De druk is even van de ketel, nu ik weet dat mijn moeder onderweg is naar Tielt. Zodra het kan, bel ik mijn collega Carmen, met het verzoek of ze eerder kan beginnen met werken. Ook mijn collega’s op het werk kennen de honden, twee van mijn collega’s hebben zelfs in het verleden meegeholpen aan een van de grote zoektochten naar de twee vermiste husky’s, ja onze Shelsy en zijn zus Yeska, de hond van vrienden. Zodra Carmen er is, stap ik gauw weer in de auto richting huis. Rust heb ik niet van alles en ik wil mijn moeder, die er ook zenuwachtig van is, niet te lang alleen laten. Wie weet wat er allemaal gebeurd is. Terwijl ik met de auto de straat richting het plein indraai, gaat mijn mobiel, het is mijn moeder, met de verlossende woorden: “HIJ IS ER!!! Hij stond voor de deur toen ik aan kwam rijden!” roept ze blij in de hoorn.
Dank aan alle beschermengelen!!!

En als ik aankom staat hij daar, voor het hek, aan de goede kant, zich van de prins geen kwaad wetende. Lieve lieve Bear, weer veilig thuis. Ik kan weer opgelucht zijn, drink gauw nog even koffie met mijn moeder, zet Bear nogmaals en nu met aandacht in de auto en vervolg mijn werkdag...

 

einde tot in deel 5

(Advertentie)

Het olifantje zonder olie.

 

Een jong olifantje trekt samen met zijn ouders en de hele familie door het oerwoud. Elke dag lopen ze wel 10 kilometer. Dat is veel voor een jonge olifant. Het moet dus wel een keer misgaan. En ja hoor, het gaat mis.
Vroeg in de ochtend maakt iedereen zich klaar voor vertrek, maar het jonge olifantje blijft liggen. Hij kan niet meer.
‘Kom op joh,’ zegt zijn vader, ‘We gaan zo.’
Maar het enige antwoord is een hoop gerommel en gekraak.
‘Het lukt echt niet, pap,’ piept het olifantje, ‘ik kan alleen nog maar met mijn oren flapperen.’
Daar schrikken zijn ouders van. ‘Hij zal toch geen fantje geworden zijn en alleen nog maar in het fantjesbos kunnen leven?, zegt zijn moeder bezorgd.
‘Wa-wa-wat, is een fantje?, klinkt een klein stemmetje achter een paar hevig flapperende oren.
‘Een fantje is een olifantje zonder olie. Heel af en toe gebeurt dat,’ zegt zijn moeder teder en kriebelt hem onder de slurf, ‘maar we gaan het oplossen. Dan vertrekken we maar een dagje later.’
Even later staan ze voor de oude wijze Tuba.
‘Heel vroeger is dit ook wel eens gebeurd,’ trompettert de oude olifant. Hij is verkouden en snottert de hele tijd keihard door zijn slurf. ‘Ghrmff. Bij een benzine¬station, kan hij - ghrmff - olie tanken. Misschien helpt dat.’
Dat klinkt logisch, denken de vader en moeder van het olifantje hoopvol. Dus … het kleine olifantje op de rug van pa en hup naar het benzinestation.
‘Oh ja,’ zegt de pompbediende, ‘dat gebeurt wel vaker, dat een fant hier olie komt tanken.’ Hij zet het kleine olifantje naast de pomp en zegt: ‘Steek je slurf maar in dat gat en dan zuigen. Net alsof je limonade door een rietje drinkt.’
‘Maar het stinkt zo,’ protesteert het olifantje en zijn oren flapperen bijna van zijn kop.
‘Je wilt toch beter worden? Nou, vooruit dan. Slurpen.’ En dat doet hij, maar er gebeurt niets. Ook niet na een uurtje wachten.
‘Het helpt niet,’ zegt de bezorgde vader tegen de pompbediende.
‘Tja, dat gebeurt wel vaker. Dan is er wat meer aan de hand en moet hij naar de garage voor groot onderhoud. Daar bekijken ze alles van onder tot boven, van links naar rechts en van voor tot achter.’
Teleurgesteld vertrekken ze naar het garagebedrijf. Op een groot bord bij ingang staat geschreven: “Bij elke onderhoudsbeurt, krijgt u gratis een kleurplaat”. Nou, dat is vast mooi meegenomen.
‘Heb je hoogtevrees?’ vraagt de monteur aan het olifantje.
‘Ne-ne-nee?’ zegt het olifantje, ‘ma-ma-maar waarom dan?’ Hij moet op de brug staan met zijn poten wijd. Dan wordt hij omhoog getakeld en kan de monteur aan de onderkant van het olifantje alles goed nakijken.
‘Zwaai eens met je staart,’ vraagt de monteur. Duh, dat kan hij dus niet. ‘Flapper eens met je oren.’ Gelukkig, dat kan hij als de beste.
En zo wordt alles langs gelopen.
‘Oké,’ zegt de monteur na een half uur, ‘ik heb alles nagekeken en ik weet wat er aan de hand is.’
Allemaal kijken ze vol verwachting naar de monteur.
‘En is het te maken?,’ vraagt vader olifant.
‘Ja hoor, hij moet nu alleen nog maar aangeduwd worden.’
‘Aangeduwd?’ roepen drie olifanten tegelijk.
En zo staan ze even later buiten. Het jonge olifantje vooraan en achter hem zijn vader, zijn moeder en de monteur. Allemaal met hun koppen tegen de dikke billen van het jonge olifantje.
‘Nu moet jij hard flapperen met je oren,’ schreeuwt de monteur tegen het olifantje, ‘dan gaan wij tegelijkertijd duwen.’
Nou, het is me daar een geflapper en geduw. En heel langzaam, heel langzaam beginnen de voorpoten van het olifantje te bewegen. Een beetje. Dan de achterpoten en daarna de staart.
En dan … ineens roept het olifantje: ‘Jahoe’ en hij rent er vandoor. ‘Jahoe, ik doe het weer.’ Hij kan alles weer. Hij rent, hij springt, hij draait rond en hij maakt een koprol.
Daarna gaat hij zijn nieuwe kleurplaat kleuren.

Op een dag in Turkije.
was er een boot aan gemeerd

met piraten er op.
Ze veroverde een paar hotels
en hadden een paar mensen ontvoerd.
Daarna voer het grote schip weg
over de blauwe zee.
Enkele mensen hadden de politie
al gebeld.
Een paar minuten later kwam de
politie aan gereden met loeiende sirenes
tot ze ontdekte dat ze de boot moesten
nemen om de piraten te achtervolgen.
Dat deed hun niet stoppen.
Ze namen de politieboten en zetten de
achtervolging in.
Ze waren nog maar een paar minuten
onderweg en ze hadden de piraten al ingehaald.
De agenten gingen aan boord van het
piratenschip en namen de piraten
gevangen, Daarna namen de agenten
de piraten mee naar de gevangenis.
Maar enkele agenten bleven om de mensen
te bevrijden en terug te brengen naar hun
hotel.
Daar werden ze verwend tot het
einde van hun vakantie.

(Advertentie)

een honden leven(deel 5)

 
Vorige keer had ik het over onze Shesly en zijn escapades... maar hou je vast, we hebben er nog zo een. Haar naam is Yuma en zij is een afstammeling (kleindochter) van Lady,
Yuma is drie jaar en inmiddels is zij zelf moeder geworden van vijf wolken van kinderen op 29 en 30 oktober 2007.
Op het ogenblik houdt zij zich rustig, want zij heeft een grote missie en dat is haar pups groot brengen. Zij doet dat met al haar inzet. Alhoewel deze inzet beperkt lijkt, vergeleken bij haar moeder Eager Eskimo, weten wij dat zij geeft wat zij in huis heeft en dat dat heel wat van haar vraagt.
Eskimo leek vastgeplakt aan de werpkist en was bijna nimmer uit het zicht van haar pups. Yuma daarentegen had na een week al de behoefte uit te gaan en zich af en toe terug te trekken van haar kinderen. Tussendoor heeft ze een perfecte timing in haar hoofd, wanneer het spulletje in de werpkist weer eens gevoerd moet worden. Het resultaat van haar harde werken is dat er nu na nog geen vier weken vijf heerlijk ronde en pluizige pups in de kist liggen van zo allemaal rond de tweeëneenhalve kilo.
Het was vorig jaar zomer tijdens haar loopsheid dat ze ons weer een keer ontsnapte en dat was niet op een gemakkelijke manier.
Houdini kon overal uitkomen... Yuma kan ook het onmogelijke openen. Ze haalt haakjes van deuren, maakt deuren open (ja natuurlijk waren de deurknoppen al omhoog of helemaal omlaag gezet), opent traphekjes, forceert het buitenhek en drijft ons tot wanhoop. Altijd weet ze wel weer
een gaatje te vinden om te ontsnappen of om ergens bij te kunnen.
Zo ook op deze prachtige zomerdag, waarop zij loops en wel, het tijd vond om naar haar prins op het witte paard te gaan zoeken.
Ik was aan het werk en Mariella nam autorijlessen. Niks aan de hand zou je zo zeggen. Mariella gaat weg en sluit alles goed af: de schuiven op de poort... alles dicht.
Wat een verbazing als ze na een uur van de rijles thuiskomt en de buurman haar vertelt dat de honden op straat stonden; hij had er twee binnen kunnen krijgen, maar de zwart/witte, Yuma dus, was helaas ontsnapt.
Nou, als je zoiets hoort rijzen je haren omhoog, draait je maag zich om begint alles in je hoofd te tollen... Wat kan er allemaal gebeuren? Bij het beste scenario wordt ze gedekt en komt ze weer snel naar huis, bij het slechtste scenario veroorzaakt ze een ongeluk en... maar niet aan denken. Vervolgens vraag je je af hoe ze in hemelsnaam die schuiven van de poort heeft gekregen. Ze kan veel, maar dit??? Toch moet het zo gegaan zijn want alles was dicht. Hoe is het mogelijk?

Mariella zocht onmiddellijk de buurt af op de fiets, maar nergens een spoor van Yuma. In feite kunnen ze overal zijn als ze weglopen en als jij bij punt A bent, zijn zij alweer bij punt B en ga zo maar door...
Mensen vragen, fietsen, vragen en weer zoeken tot je er moedeloos van wordt. Dan moet je tot de conclusie komen dat het allemaal zinloos is en het zinvoller is naar huis te gaan om de bekende instanties als Dierenambulance en het asiel te bellen en dan "rustig" af te wachten tot ze is uitgeraasd en hopelijk weer veilig naar huis komt of als het minder goed afloopt: het asiel of de Dierenambulance belt dat ze gevonden is.
Mijn werkdag was nog nooit zo ellendig! Je moet leuk zijn met de kinderen, je collega's en de ouders en ondertussen maalt het in je hoofd, ben je er helemaal niet bij, kun je niets doen en spring je op bij ieder telefoontje.
Om zeven uur 's avonds fietste ik moedeloos naar huis. Yuma was al meer dan zeven uur weg en niemand had haar gezien. Geen enkel teken van leven. Ik kon me niet bedwingen en belde even mobiel naar huis... in gesprek. Ik drukte mijn telefoon weer uit en gelijk ging ie weer!
"Ze is er weer! Alles oké, ze stond hier net voor het hek!" God zij dank! Veilig en wel weer thuis. Ik stampte even harder op de pedalen om eindelijk Yuma, moe, maar met zo'n "niets aan de hand gezicht" eindelijk weer in de armen te kunnen sluiten.
Je vraagt je natuurlijk af wat ze in zo'n dag allemaal gedaan heeft, want buiten dat ze moe was, had ze totaal kapotte voetzooltjes.
De kapotte voetzooltjes waren zeker veroorzaakt door het eindeloos "werken" aan de schuiven van het hek.
Waar ze die dag onder andere geweest is, daar zijn we bij toeval later achter gekomen: Yuma was gesignaleerd in Sint Pancras, een dorp hier vier kilometer verderop, bij het huis van vrienden van ons.
Wij gaan daar wel eens naar toe op de fiets, dus ze kent de weg. Carla en Ton waren helaas op vakantie, dus daar kwam ze voor een dichte deur, maar... de buren hadden haar wel gespot en vertelden Carla en Ton bij thuiskomst van hun vakantie dat er een zwart witte husky bij hen voor de deur had gestaan en dat was Yuma dus!
Wij vragen ons af hoe ze daar is gekomen... daar hebben we geen antwoord op, maar hopelijk is ze gegaan zoals wij altijd fietsen: door de fietstunnels en niet overgestoken over de altijd drukke ringweg!

Hoe het afliep: Yuma had kennelijk niet haar prins op het witte paard ontmoet, want toen we na vier weken een echo lieten maken van haar buik om te kijken of ze drachtig was, was de uitslag negatief. Een pak van ons hart, stel je voor: ze had het met een poedel gedaan! Haar voeten genazen voorspoedig...
De schuiven op de poort gaan er nu van buiten en van binnen op!!! Safety for all!! Nu wilt u natuurlijk lezen dat ze daarna nooit meer is ontsnapt...

 

einde, tot in deel 6

een honden leven(deel 8 )

 

Haar vriendin wil natuurlijk ook haar vertelling doen. Onze jongste reu, prachtig gebouwd maar een maatje te groot volgens de rasstandaard, bleef altijd in onze ogen.
Onze oudste reu Bjelo was duidelijk het hoofd van de roedel. Zowel thuis als voor de hondenkar. Rustig, stabiel.
Passeerde hij een luid brullende herdershond, die vond dat hij niet alleen zijn eigen erf maar ook het openbare fietspad moest bewaken, dan gingen de fraai gevormde oortjes omhoog. Zijn vossenstaart vormde een nog prachtiger boog en zijn ogen keken pal langs de herder, die bij zoveel statie zijn gebrul maar inslikte. Aftrap herder.
Bjelo nam destijds ook de opvoeding van Dazzle ter hand.
Nou ja, ter poot. Kon Dazzle maar geen einde vinden aan zijn stoeipartijen; op zeker moment legde Bjelo zijn poot of kop over hem heen. Einde stoeipartij en Dazzle legde zich er letterlijk en figuurlijk bij neer. Ook later bleef hij dikke maatjes met zijn ‘hondenbaas’.
Inmiddels is onze oudste reu er niet meer. Kennelijk had Dazzle geen enkel verlangen om zijn taak over te nemen en dus bleef hij onze jongste ‘knuffelbeer’. En niet geheel ten onrechte, want o, wat kan hij zielig doen als hij alleen maar denkt dat iets onaangenaam kan zijn. Fietstuigje aan? Staart tussen de poten en een piep. Watje, denken we dan.
Sinds kort haalt Dazzle samen met mijn man bij de buren een huskydametje van negen maanden op, die mag meelopen.
Ze komt ook weleens bij ons over de vloer. En wat zien wij tot onze verrassing? Als de kleine dame maar niet kan ophouden met stoeien en lastig vallen, dan is daar die corrigerende poot of hap. Van Dazzle. En ze accepteert het.
Als ze teruggebracht wordt zijn daar haar overige honden-huisgenoten, waaronder een felle druktemaker. Op eigen terrein altijd luid blaffend, uitdagend, proberend om even te ‘macho-en’ en een knauw te geven.
En wat doet Dazzle? Hij negeert hem. Althans in eerste instantie. Wordt het hem te gek, dan volgt er een corrigerende hap, waarna druktemaker zich piepend (overigens zonder letsel) uit de voeten maakt.
En dan ontmoeten we tijdens de wandeling die volkomen verknipte Dobermann Pincher, die met opgetrokken bovenlip en blikkerende tanden, steigerend als een paard aan zijn riem staat te rukken.
Dazzle staat stil. Trots, oortjes omhoog, staart in een fraaie boog, kijkt hij pal làngs de Dobermann en geeft geen kik.
De Dobermann aarzelt en vraagt zich waarschijnlijk af of hij überhaupt wel gehoord en gezien wordt.
Mijn man en ik kijken elkaar aan. Onze jongste, toch volwassener dan wij ooit dachten. Van benjamin naar aartsvader.
Nou mag dat ook wel, hij is inmiddels dertien jaar!

 

einde

(Advertentie)
(Advertentie)

De schildpad en de ondergaande zon.


Er was eens een hele oude schildpad.
Hij woonde op een eiland met veel rotsen.
De Schildpad keek elke avond hoe de ondergaande zon in de zee zakte.
Hij vroeg zich altijd af waar de zon heen ging als hij in de zee zakte.
De zon doofde niet want de dag erna zag hij hem altijd aan de andere kant van het eiland weer op komen.
Toch was hij bang dat de zon een keertje niet meer zal opkomen en het voor altijd donker zal blijven.
Daarom zei hij altijd gedag tegen de ondergaande zon en vroeg hij of die alsjeblieft de volgende dag terug wilde komen.
De zon kwam elke dag weer terug.

Op een avond zat de schildpad naar de ondergaande zon te kijken. Toen er plots een vogel kwam aan vliegen en naast de schildpad op de rots ging zitten.
‘Goede avond’ zei de schildpad tegen de vogel. ‘Jij ook goede avond’ zei de vogel.
‘Ik heb jou hier vaker over de rotsen naar de ondergaande zon zien kijken’ zei de vogel.
‘Dat klopt, dat doe ik elke avond’ ‘Waarom doe je dat elke avond?’ Vroeg de vogel. ‘Dat doe ik omdat ik een beetje bang bent dat die misschien een keertje niet terug komt en ik hem vraag of hij alsjeblieft de volgende dag weer kan zijn.’ ‘Wat een onzin’ kraste de vogel Die zon die verdwijnt helemaal niet maar maakt een rondje om da aarde. Ik ben hem vaak genoeg achterna gevlogen.’De schildpad vond dit wel interessant om te horen. Hij besefte alleen dat hij honderden jaren de zon voor niets gedag had gezegd. ‘Nou dan zal ik voortaan maar de zon geen gedag meer zeggen als dat toch geen zin heeft.’De vogel knikte ‘Je had eigenlijk al veel eerder moeten stoppen met die onzin want je bent nu al heel oud.’ De vogel wapperde met zijn vleugels en vloog weg. De zon achterna.

De schildpad keek nog even naar de ondergaande zon maar trok daarna ze kop in om te gaan slapen. De schildpad keek daarna niet meer naar de ondergaande zon en zei hem ook geen gedag meer omdat die wist dat die toch terug zal komen.

Op een middag was de schildpad een klein stukje over het eiland aan het wandelen. Hij keek hoed de krabbetjes over het strand liepen en hoe het water van de zee op het strand stroomde en weer terug. Plotseling werd het een beetje donkerder De schildpad keek naar de zon en zag dat er een soort hapje uitgenomen was. De schildpad schrok hier erg van. Als dat hapje maar niet groter werd. Maar het hapje werd groter en het werd steeds donkerder op het eiland. ‘Och zon’ riep de schildpad ‘ga alsjeblieft niet weg!.’ ‘En als je dan weg gaat kom dan alsjeblieft snel weer terug.’ Het werd steeds donkerder en de schildpad zag dat de vogel in paniek naar het eiland kwam vliegen.’ Hierzoo! riep de schildpad naar de vogel’ De zon zag er nu meer uit als de maan, hij leek een beetje op een afgeknipte teennagel en gaf nog heel klein beetje licht. Net genoeg licht voor de vogel om de schildpad te zien en naast hem te landen. “Wat is er aan de hand riep de vogel.’ ‘De schildpad zei dat die het ook niet wist. ‘Zon kom alsjeblieft terug ‘riep de schildpad weer. ‘Sorry dat ik je niet meer gedag zeg, je bent zo belangrijk voor me.’De vogel kraste: ‘Houd op met die onzin het is echt niet zo dat die zon naar jou gaat luisteren.’Toen werd het zo donker dat de schildpad en de vogel elkaar niet meer konden zien. De schildpad had nog nooit gezien dat het zo donker was. Het was anders dan ‘s nachts omdat hij ook geen licht van de maan zag. ‘Ik ben bang riep de vogel!’De schildpad was ook heel bang maar hoopte dat de zon naar hem geluisterd had en terug zal komen. De vogel zei: ‘De zon komt nooit meer terug het zal altijd donker blijven, de zon is niet om de aarde gedraaid maar hij is gewoon uitgedoofd.’De vogel begon te huilen. De schildpad keek naar boven in de duisternis. Het leek alsof hij daar wat zag, een klein beetje licht kwam om de hoek kijken en het werd steeds iets meer. ‘Vogel!”riep de schildpad ‘Kijk… de zon komt terug.’De vogel had het eerst niet door omdat hij de druk bezig was met huilen. “Zie je wel het werkt’ riep de schildpad. ‘De zon komt terug.’ “Hoi zon fijn dat je er weer bent, we hebben je zoooo gemist! De vogel keek nu ook naar de zon en zag dat die steeds groter werd. De vogel juichte van blijdschap en maakte salto’s in de lucht. De zon werd steeds groter totdat hij weet een normaal rondje was.

De vogel en de schildpad vierden de hele dag feest op het strand. De zon zakte nu lager in de zee en de vogel en de schildpad keken samen naar de ondergaande zon en vroegen hem of die de volgende dag weer terug zal komen. En dat kwam hij.

een honden leven(deel 6)

 

Een mooie belofte... (voor de toekomst). Want hoe dan ook, hoe krijg je het voor elkaar, wat een lef heb je in je kleine lijfje, om zo jong al weg te lopen. Weliswaar aan de hand (lees poot), van je moeder, maar toch...
Stel je voor: je bent nog een kleine husky, je heetShelsy, je bent nog geen 12 weken oud en je bent al twee keer weggelopen!
De eerste keer dat Yuma en Shelsy wegliepen hebben we het nog redelijk binnen de perken kunnen houden. Op de hoek van de straat kon het kleine monster nog net in haar kladden gegrepen worden!
Pff... je moet er toch niet aan denken... zo'n klein diertje. Nu maar goed oppassen dachten we, dat het niet weer gebeurt, want een erg goed voorbeeld krijgt Shelsy niet van haar moeder, Yuma. Yuma zelf is namelijk het kleinkind van de superuitbreekster, Lady, Yuma is het ontsnappen en weglopen in de genen meegegeven en het aantal ontsnappingen van haar beginnen nu wel zorgwekkende vormen aan te nemen.
hebben we gevreesd voor de "dubbele Lady" in de genen van de kinderen van Yuma en Tok... Uiteindelijk hebben we toch de gok genomen en ziedaar... de eerste slag door de kleine Wolf werd al geslagen bij elf weken... Eigenlijk al eerder, want toen we de kamerkennel hadden neergezet, begon de amper 4 weken oude Shelsy al gelijk te speuren naar de uitgang... een veeg voortek
Wat me echter overkwam toen Shelsy nog twaalf weken moest worden...
De winter is hier slap en druilerig. Iedere dag is het grijs, regenachtig en winderig. Tamelijk deprimerend weer. Het was zo'n morgen waarop alles al wat tegen zat: veel regen, veel wind, veel file op de weg, langs drie ongelukken gereden en uiteindelijk weer thuis met koffie. Buiten regent het, alles wappert en schudt . Binnen is het lekker.
De telefoon gaat en mijn moeder belt — gezellig. Ik zit lekker onderuit in de stoel, geniet van koffie en de rust. Al babbelend zie ik tot mijn verbazing ineens de poort aan de voorkant openzwaaien! Huh?? Hoe is dat nou weer mogelijk?? Ik check onmiddelijk wie er weg kan zijn... Eskimo, Shelsy en baziel zijn er... Yuma!! Wolfy!! NEE!! Ja dus, moeder en kind zijn er weer vandoor. "Ik hang je nu meteen op," roep ik tegen mijn moeder. "O, mijn hemel", denk ik dan, "dat kleine purrekie, als ze maar niet overreden wordt en als Yuma maar in de buurt blijft; ze loopt zo hard, dat kunnen die kleine beentjes nooit bijhouden."
Voor de zoveelste keer bid ik om beschermengelen voor mijn honden. Vooral voor de kleine Wolf, want die is nog zo klein en onervaren. Ik pak gauw een stroopwafel uit het koekblik om Yuma te lokken, trek mijn jack aan, vlieg naar de kelder voor de mountainbike, hijs 'm de trap op, gooi de deur open en spurt weg op de fiets om te zoeken.
Waar ga ik zoeken?? Eerst maar even naar het voetbalveld achter ons huis, want daar is de favoriete plek van Yuma. Hoopvol torn ik tegen de wind op en kijk nog hoopvoller richting het veld of ik daar wat zwart-wits zie lopen, met wat klein en grijs erachter. NIETS!! Ik krijg het al gauw erg benauwd, zie rare scenario's van een klein grijs hondje dat de weg oversteekt en door alle grauwheid en regen niet gezien wordt door een automobilist... en daar ligt het kleine lijfje dan... levenloos op de weg.
"Stoppen!" zeg ik tegen mezelf "ben jij nou gek, zo wordt het niets." Net als altijd kunnen ze overal zijn. Ze kunnen ook naar het park zijn gelopen en dan moeten ze de weg oversteken. Als een bezetene fiets ik de buurt af, de regen stroomt naar beneden, maar ik lijk er niets van te merken. Ik denk alleen maar aan de moeder met het kleine wolvenkind en daar ga ik voor. Nog een ronde gemaakt, weer niets te zien.
Maar alsof ik aanwijzingen van boven krijg, blijf ik rondcirkelen in de buurt van het voetbalveld. Ik fiets niet naar het park... Na drie keer in de rondte te hebben gereden zie ik aan het begin van de brug Yuma staan. God zij dank, dat is een, maar waar is in hemelsnaam die kleine? En dan een seconde later komt ze aangerend, mijn lieve kleine moppie. Haar kleine korte pootjes hebben toch wel heel goed hun best gedaan. Zou Yuma af en toe op haar gewacht hebben?
Ik roep haar en gelukkig komt ze meteen naar me toe en kan ik haar op de brug in de stromende regen weer in mijn armen houden. Het lijkt wel een liefdesscene!! Natuurlijk heb ik vergeten riemen mee te nemen, dus til ik Wolfy op en onder mijn arm fietsen we, kleintje al krijsend van zoveel ongenoegen op de fiets, naar huis. Moeder Yuma loopt voorop en lijkt het allemaal wel een leuke actie te vinden.
Thuisgekomen maak ik de deur open, stap met Wolfy naar binnen en zeg Yuma binnen te komen. Hoopvol kijk ik haar aan, terwijl ik weet dat zij waarschijnlijk in gedachten een lange neus tegen mij trekt... ik kan niets want ze is niet aan de riem en ik zie haar weer vertrekken, ondanks mijn aanbod van een stroopwafel... Nou, dat is dan weer pech en geluk ineen. Ik zet Wolfy achter de deur en vertrek gelijk weer op de fiets voor Yuma, dit keer maar een riem mee. Gelukkig kom ik haar snel weer tegen. Enigszins vertwijfeld houd ik weer mijn stroopwafel omhoog en... BINGO! Ze trapt erin. Vlug maak ik haar vast aan de riem en nu kunnen we eindelijk naar huis.
Eind goed, al goed... Voor even, denk ik dan, want gezien moeder en kind en hun fantastische genen, zal dit zeker niet de laatste keer zijn.

 

einde tot in deel 7

(Advertentie)

een honden leven(deel 7)

 
onze buurvrouw wil ook haar verhaal doen. Onze kleine huskydame Jentl kwam uit een roedel van ruim honderd (!) honden. Ze was negen maanden oud toen we haar in huis namen. Onze eerste Siberian husky.
Een schuchter, trillend hoopje hond. Wel gewend aan honden en niet aan mensen.

Schuchter( verlegen) is ze altijd gebleven, maar in ons groeiende hondenbestand paste ze zich prima aan.
Ze timmerde niet aan de weg met enorm sportieve prestaties voor de hondenkar. Toen we dat destijds met haar probeerden trok ze fanatiek, dat wel, maar haar enthousiasme had een dubbele boden: zo snel mogelijk de kortste weg naar huis vinden. Niet echt handig bij een training. En al die mensen bij de start en finish tijdens een wedstrijd waren ook redelijk angstaanjagend voor haar. Einde sledehondensport carrière.
Ach, we hadden er geen problemen mee. Ze bleef gezellig thuis of in haar hokje in de auto. Samen met een van onze andere huskydames die bang was voor alles waar maar een wiel aan zat (verkeerde genen?).

En nu is Jentl zestien jaar oud. Ze heeft zwakke heupen, is niet meer geheel zindelijk, beetje doof en slechtziend. En… ze is nog maar de enige hond in huis. Een paar weken geleden moesten we haar laatste collega begraven en dat is duidelijk wennen voor haar. Ze slaapt ’s nacht nog in haar buitenhok, maar in de vroege ochtend geeft dit eens zo stille hondje een concertje weg. Ze wil naar binnen. En dat mag ze uiteraard. Ook al is het voor ons wat vroeg…

Zestien jaar is een hele leeftijd voor een Siberian husky. We houden er dan ook rekening mee dat we binnenkort ook van haar afscheid moeten nemen. Van onze Jentl die er gewoon altijd was. Die vaak een knuffel kreeg (en krijgt!) maar er zelden een kwam halen. Die gelukkig was tussen haar andere hondenvrienden en zich nu probeert aan te passen aan een veranderde situatie.
De tijd van hondenavonturen is voorbij. Wij gaan straks weer een andere fase van ons leven in. Zonder onze honden, waar we zestien jaar lang veel plezier mee hadden.

 

einde,tot in het laatste deel